
Twee maanden na de afschaffing van het moratorium rondom de Wet DBA kunnen we voorzichtig de balans opmaken.
Lees ook mijn eerdere artikelen voor meer achtergrondinformatie over dit onderwerp:
- Veranderingen voor Interim-Managers: De Impact van de Wet VBAR
- De Belastingdienst en de Wet DBA: Voorbereiden op Strengere Handhaving
- De Wet DBA en het Einde van het Moratorium: Wat Betekent dit voor de ZZP-Markt?
- Schijnzelfstandigheid en Handhaving: Wat Komt er na het Moratorium?
Sinds 1 januari is er veel gezegd en geschreven over de impact hiervan op de interim-markt. De eerste maand was duidelijk een periode van afwachten, waarin het aantal nieuwe opdrachten in de Treasury-markt merkbaar afnam. Toch zien we sinds begin februari een kentering: opdrachtgevers lijken gewend aan de nieuwe realiteit en zetten weer steeds vaker tijdelijke krachten in.
Uit cijfers van onder andere de Kamer van Koophandel blijkt dat de verwachte massale uitstroom van interimmers naar vaste dienst uitblijft. De instroom van nieuwe zelfstandigen verloopt wat trager dan in voorgaande jaren, wat logisch is gezien de vele negatieve geluiden rondom het zelfstandig ondernemerschap. Wie overweegt om als interimmer aan de slag te gaan, zal zich immers twee keer bedenken voordat hij of zij die stap zet. Toch merk ik hier persoonlijk weinig van; ik spreek nog altijd professionals die hun vaste baan willen verlaten om als zelfstandige aan de slag te gaan.
Veel grote bedrijven geven aan dat zij zich bewust zijn van de veranderde regelgeving, maar dit weerhoudt hen er niet van om interim-opdrachten uit te zetten. Een enkele organisatie kiest ervoor om uitsluitend via detachering te gaan werken, maar dat blijft een uitzondering, vaak ook als men erachter komt wat de kosten en administratieve lasten zijn van detachering of het gebrek aan geschikte kandidaten die op die basis willen werken. Al met al lijkt de markt zich dus te stabiliseren, waarbij de meeste interimmers inmiddels weer een opdracht hebben en opdrachtgevers actief op zoek zijn naar tijdelijke ondersteuning.
Ondertussen zijn er Kamervragen gesteld over de manier waarop de Belastingdienst de criteria hanteert bij de beoordeling van zelfstandigheid. Er wordt gesteld dat het ondernemerschap onvoldoende wordt meegewogen, terwijl de Hoge Raad in het Uber-arrest juist heeft aangegeven dat dit een cruciale factor is om te bepalen of er sprake is van schijnzelfstandigheid. Dit vraagstuk zal ongetwijfeld een belangrijke rol spelen in de verdere uitwerking van de nieuwe VBAR-wetgeving.
Voor nu lijkt de conclusie dat de markt zich aanpast en dat interimmers nog steeds volop kansen hebben. Voor zowel opdrachtgevers als zelfstandigen blijft het zaak om alert te blijven op de ontwikkelingen en goed voorbereid te zijn op wat komen gaat.
Heb je vragen of wil je meer weten over hoe je je voor deze veranderingen kunt voorbereiden? Neem dan gerust contact met mij op.